Tagarchief: Tests

IQ en intelligentie

Alfred Binet, de bedenker van het IQ

In 1999 kreeg ik mijn zoveelste IQ-test. Het verschil tussen deze test en de andere was dat de orthopedagoog die deze test afnam, de uitkomst precies vermeldde: ik had een verbaal IQ van 154. Dit getal staat sindsdien in al mijn diagnostische rapporten. Afgelopen zomer raadde een consultatieteam van het Leo Kannerhuis, een instelling voor autisme, een nieuw intelligentieonderzoek aan. Dit is er om verschillende redenen niet van gekomen. De reden dat het team deze hertest aanraadde, was dat ik vaak word overschat en men hoopte uit te vinden waarom ik zoveel slechter functioneer dan mijn verbale IQ van destijds zou doen vermoeden. Misschien is het wel omdat IQ, en zeker verbaal IQ, niet zoveel zegt over functioneren in het echte leven. Vandaag bespreek ik om die reden wat IQ en intelligentie zijn en wat ze met elkaar te maken hebben.

Allereerst, wat is IQ? IQ staat voor intelligentiequotiënt. IN de negentiende eeuw werd het IQ bedacht door de Franse psycholooog Alfred Binet. Hij ontwikkelde taken die een kind ope en bepaalde leeftijd zou moeten kunnen volbrengen. Als iemand gemiddeld scoorde voor zijn leeftijd, dus de taken die daarbij hoorden kon volbrengen maar niet hoger scoorde, kreeg hij een IQ-score van 100. Een lager of hoger IQ werd gebaseerd op de ontwikkelingsleeftijd van het kind. Als een kind bv. zes jaar was maar het kon de taken van een driejarige slechts volbrengen, kreeg hij een IQ-score van 50.

Nog altijd wordt het idee van ontwikkelingsleeftijd gebruikt als het gaat om mensen met een verstandelijke bepejrking. Het IQ correspondeert echter tegenwordig niet meer rechtstreeks met de ontwikkelingsleeftijd. Een gemiddeld IQ is nog steeds 100 maar nu wordt het gezien als een normaalverdeling met een gemiddelde (100) een een standardafwijking (15 bij de meest gebruikte tests in Nederland). Ongeveer 95% van de bevoling zou maximaal twee standaardafwijkingen afwijken van het gemiddelde. Dat betekent dat 2,5% hoger scoort en 2,5% lager. Nou heb ik ooit gelezen dat er veel meer mensen met een bijzonder hoog IQ rondlopen dan op basis van de normaalverdeling zou moeten: in de VS zouden maar enkele tientallen kinderen met een IQ van boven de 180 moeten zijn maar de psych die het artikel schreef had in zijn eigen instituut alleen al meer kinderen met zo’n hoge score gezien.

Het IQ bestaat uit twee componenten, een verbaal en een performaal deel. Bij mij is het performaal of non-verbaal deel niet te meten omdat ik blind ben. Dit is jammer, want men vermoedt dat dit bij mij lager ligt dan mijn verbale IQ. Het verbale deel van een IQ-test bestaat uit onderdelen als rekenen, overeenkomsten (wat is de overeenkomst tussen een hamer en een zaag?), begrijpen (je vindt een brief op straat met een postzegel en adres erop, wat doe je?) en woordenschat. Het performale deel bestaat uit blokpatronen namaken, zeggen wat een halfgetekend figuur moet voorstellen, etc.

Verbaal IQ lijkt ergens meer te corresponderen met schoolse taken, terwijl men er vaak vanuit gaat dat performaal IQ meer zegt over praktisch functioneren. Men spreekt in dit verband ook wel van vloeiende (performale) en gecrystalliseerde (verbale) intelligentie. Vloeind wil zeggen de praktische kennis die iemand heeft, en gecrystalliseerd hoe dit er verbaal uitkomt.

IQ is voor de duidelijkheid niet hetzelfde als intelligentie. IQ is een testscore, terwijl intelligentie betekent dat je je goed aan situaties kunt aanpassen en eerder verworven kennis en ervaring hierbij kunt gebruiken. IQ is een indicatie voor intelligentie maar het zegt niet alles. Zo ben ik zelf goed in onderdelen van de IQ-test als rekenen en overeenkomsten maar vrij slecht in het onderdeel begrijpen. Het kostte mij een paar minuten en veel hints om tot de conclusie te komen dat ik die brief in de brievenbus moest doen. In de praktijk merk ik dat.